We denken vaak te groot, een klein gebaar kan al enorm helpen

Angélique is 51 en pas sinds 5 jaar vindt ze dat ze een leuk leven heeft. Vanaf haar geboorte tot aan haar 25e is ze mishandeld en misbruikt. Door haar eigen vader, opa, moeder en door anderen. Dat laatste gebeurde als haar opa geen geld meer had voor drank. Dan liet hij haar tegen betaling misbruiken door kennissen.

“Wij waren een katholiek gezin en iedere zondag gingen we op bezoek bij opa en oma. Als er ruzie was tussen de kleinkinderen, kreeg ik altijd de schuld. Ik werd hard geslagen en moest in de hoek staan. Er waren 16 volwassen in de kamer. Niemand deed iets. De gesprekken gingen gewoon door. Veel kinderen hebben dezelfde ervaring. Iedereen weet het, maar niemand doet wat. Dat maakt ook dat kinderen het idee hebben dat het klopt dat zij zo behandeld worden. Want anders is er wel iemand die voor hen op komt. Dus ik bén ook fout, zo redeneren zij.

Nu gaat het goed met mij. Althans, ik heb nog steeds PTSS en ik heb er ook veel lichamelijke klachten aan over gehouden, onder meer een rughernia. Maar toch kan ik zeggen dat ik een leuk leven heb. Ik doe vrijwilligerswerk, geef lezingen en heb 2 boeken geschreven over wat ik heb meegemaakt en ik heb een hele lieve en geduldige man. En sinds 5 jaar is mijn hulphond Dirk in mijn leven verschenen, de beste hulpverlener ooit. Dirk is er 24 uur per dag voor mij. Hij herkent mijn spanning en voelt het wanneer ik ga dissociëren, mijzelf terugtrek in mijn hoofd. Dan maakt hij op een bepaalde manier contact zodat ik rustig word of weer in het hier en nu kom. Voor Dirk liep ik 3 keer per week verward over straat rond. Ik kreeg van de hulpverleners te horen dat dit het leven was voor mij. Het gevoel van totale wanhoop dat ik toen kreeg, veranderde in woede. En die woede maakte dat ik ging vechten. Zo werden de kosten voor hulphonden niet vergoed voor burgers, alleen voor bijvoorbeeld getraumatiseerde politieagenten of ambulancepersoneel. Ik was eigenwijs en heb toch een aanvraag gedaan, omdat ik van lotgenoten hoorde dat hen dat enorm had geholpen. Toevallig draaide er een pilot voor burgers en zo kwam Dirk in mijn leven. Sinds 5 jaar loop ik nooit meer verward over straat rond.

Ik heb het altijd verborgen kunnen houden voor mensen. Ik was daarin heel slim en bovendien een slim meisje met goede cijfers. Verder isoleerden mijn ouders mij, dus viel het ook minder op. Ik mocht nooit met andere kinderen spelen. De eerste keer dat iemand iets deed voor mij was mijn mentor van de middelbare school. Hij zag dat het niet klopte en nam het initiatief om met mij te gaan praten. Het duurde daarna nog een tijd voordat ik echt geholpen werd, want jeugdzorg heeft toen wel gefaald. De mishandeling en het misbruik gingen ook gewoon door. Maar toch werd ik op dat moment gezien en gehoord door hem. Dat maakt voor een kind zo’n groot verschil. Het gebaar kan zelfs nog kleiner zijn. Ik herinner me de camping waar wij altijd naar toe gingen. Daar was een vrouw, die vroeg of ik een kopje thee wilde. Zij had waarschijnlijk een onderbuikgevoel. Ik mocht in haar caravan komen en zij vroeg: Hoe gaat het met je? Alleen al die vraag was zo overweldigend voor mij. Dat heeft mij toen enorm goed gedaan. Het hoeft niet groot te zijn, een klein gebaar kan ook al helpen.

De mishandeling stopte pas toen mijn vader mij met een mes in mijn gezicht en mijn arm sneed. De dag erna op mijn werk geloofde mijn baas me niet toen ik zei dat ik was gevallen. Ook de wijkagent trapte er niet in. Ik brak en vertelde hen alles.

Ik wou dat ik kan zeggen dat ik 2 unieke boeken heb geschreven, maar dat is niet zo. Het zijn de verhalen van zoveel mensen in Nederland en daarbuiten. Mijn missie in mijn leven is om kindermishandeling bespreekbaar te maken en de taboes hierover te doorbreken. Daarom heb ik voor de Week tegen Kindermishandeling mijn verhaal gedaan. In de hoop dat anderen ook in beweging komen. Door iets te doen. Iets kleins of iets groots. Dat maakt niet uit, zo heb ik zelf ervaren.”

Angélique

(Als je meer wilt lezen over Angélique lees dan haar boeken ‘Het duivelskind’ en ‘Ik was het duivelskind’)