Op mijn 13e schreef ik een brief aan de rechter
Delaine (26, links op de foto) komt uit een gezin met 2 oudere broers en 1 oudere zus. Vader Richard had een goed lopend bouwbedrijf. Ze woonden in een groot vrijstaand huis en hadden niets te klagen. Tot de ouders ruzie begonnen te maken. Uiteindelijk leidde dat tot fysieke en geestelijke mishandeling, maar ook verwaarlozing. Delaine maakt regelmatig mee dat ze als klein meisje van 5 ’s nachts buiten liep, omdat het binnen onveilig voelde.
“Toen we nog met z’n allen thuis woonden, hadden mijn biologische ouders regelmatig heftige ruzies tot vechten op straat aan toe. Als kind probeerden we dat te sussen, maar vaak lukte dat niet. Omdat we bang waren, vluchtten we soms naar buiten in onze pyjama. Buren vonden ons op straat, vaak midden in de nacht, en brachten ons weer thuis en susten de boel. Ik was toen echt nog klein. Een jaar of 5.
Ieder van ons kreeg er van langs. Er werd hard geslagen en gestompt. Ik kan me nog een keer herinneren dat mijn broer zo hard was geslagen dat hij een bloedneus had die niet meer stopte. Daarna wilde mijn biologische moeder Janny hem te lijf gaan met een plank, maar we konden haar tegenhouden.
Richard ging vreemd met de beste vriendin van Janny. Toen dat uitkwam, zijn ze vlak daarna gescheiden. Twee kinderen gingen naar mijn biologische vader. Mijn broer en ik naar Janny. Hij liep echter zo vaak weg naar Richard, dat hij uiteindelijk daar ook is gaan wonen. Ik vond het zielig voor Janny en ben daarom bij haar gebleven. We zwierven van Blijf-van-mijn-lijfhuizen naar de vrouwenopvang.
Toen ik 7 of 8 jaar was, begon ik door te krijgen hoe het werkte bij mijn biologische moeder. Zij hield van uitslapen en deed dat ook tot 13.00 of 14.00 uur. Ik zat alleen in mijn kamer en had geen toegang tot de kamer waar Janny sliep en waar ook de keuken was. Ik moest mezelf vermaken en had geen ontbijt. Ze verschoonde ook nooit mijn bed. Dat deden anderen als Janny het niet zag, anders werd ze boos. Ik herinner me haar in die periode ook alleen met een glas wijn. Toen we uiteindelijk onze eigen woning kregen werden het geweld en de verwaarlozing extremer. Ik was hele avonden en nachten alleen, kreeg vaak geen avondeten en moest bijvoorbeeld de 1e dag zelf voor het eerst naar mijn nieuwe school. Ik moest overgeven, zo zenuwachtig was ik. Ik was toen 8 of 9 jaar oud. Soms moest ik stelen om bijvoorbeeld aan spullen te komen voor school of om iets te eten te hebben. Op school zagen ze wel dat er iets niet klopte en wekelijks gingen ze met mij in gesprek, maar ik had steeds smoesjes en loog. Een keer moest Janny zich melden op school. Zij bevestigde mijn leugens.
Voor mij was dat hoe het was. Ik kreeg overal de schuld van en dat moest bestraft worden. Ik kan mij nog een keer herinneren dat ik helemaal in elkaar geslagen werd door Janny, waar 2 meisjes bij waren. Aan de angst in hun ogen kon ik zien dat het misschien toch niet normaal was wat er thuis gebeurde.
Toen ik 10 jaar was ben ik uit huis geplaatst. Janny mocht niet weten waar ik was. Dat was het moment dat Hanneke in beeld kwam. Zij werd mijn gezinsvoogd en later voogd.”
Hanneke: “Delaine was een verstandig en slim meisje. Ze had snel dingen door en kon daar als kind al objectief naar kijken. Het was schrijnend om te zien hoe Delaine haar best deed om contact te hebben en te houden met haar biologische ouders, maar iedere keer teleurgesteld werd. Toen ze op haar 13e zelf besloot om een brief te schrijven naar de rechter om te vragen of haar biologische ouders uit de ouderlijke macht ontzegd konden worden, heb ik me daar verder ook niet mee bemoeid. Het was haar brief!”
Delaine: “Hanneke maakte voor mij het verschil. Ze luisterde naar mij, was geïnteresseerd in wat ik belangrijk vond en hoe ik mij voelde. Ze zette mij altijd op de 1e plaats, ook al haatte Janny Hanneke daarom. Als ik Hanneke nodig had, was ze er. Altijd. Dat schept zo veel vertrouwen. Iets wat ik niet kende. Toen Richard opnieuw ging trouwen, wilde hij dat ik erbij was. Hanneke is toen met mij meegegaan naar het trouwfeest. Ik was 10 en het voelde veilig dat zij de hele tijd in de buurt was.
Mijn eerste plek dat ik mijn thuis kon noemen, was het gezinshuis in Houten. Eerst bedoeld als crisisplek, maar ik mocht er blijven! Ik noem hen ook mijn vader en mijn moeder. Ze zijn er altijd voor mij en behandelen mij net als hun eigen kinderen. Mijn biologische ouders zie ik niet meer.
Ik weet nog dat ik net bij mijn ouders was, in het gezinshuis dus, en dat zij met z’n allen oma gingen bezoeken. Maar waar moet ik dan naartoe, vroeg ik? Niet wetende dat ik vanaf dat moment erbij hoorde en mee mocht. Dat was nieuw. Inmiddels ben ik heel wat therapie verder en gaat het goed. Ik doe een hbo-opleiding, werk bij de GGD en ben inmiddels zelfs leidinggevende geworden. Ik neem deel aan de cliëntenraad van Samen Veilig Midden-Nederland en wil een jongerenraad oprichten. Ik roep ieder kind, iedere jongere op om op te komen voor zichzelf. Hopelijk treffen zij ook een Hanneke en een nieuw gezin! Anders had ik het niet gered.”
Delaine